donderdag 2 juli 2015

Wanneer gokken op het toelatingsexamen geneeskunde?

Bij het toelatingsexamen arts/tandarts moet een onderscheidt gemaakt worden tussen het KIW (kennis en wetenschap) gedeelde en het IVV (informatieverwerking) onderdeel.


KIW


Rebus raadt gokken af voor dit onderdeel! In normale omstandigheden (goeie vragen met maar 1 antwoord mogelijkheid) kan je het exacte antwoord berekenen. We raden wel aan om voor elk vak gemiddeld 9 à 10 vragen in te vullen zodat een(reken)foutje kan worden opgevangen. Heb je een sterk vak waar je 12 vragen of meer weet, dan kan je het voor een zwak vak houden op 7 of 8 vragen.
Kom je gemiddeld maar aan 8 vragen of minder dan kan je best gokken. Maar enkel en alleen daar waar je twijfelt tussen 2 antwoorden. Je moet ook maar die vragen gokken tot je aan gemiddeld 10 vragen per onderdeel komt.

IVV

toelatingsexamen
Je moet in totaal 75% van de vragen oplossen. Hier kom je bijna nooit aan met een eerste ronde “zeker” invullen. Een alternatief is gokken tussen twee antwoorden. Hierbij heb je 50% kans om juist te gokken en zo wat marge te creëren.






Een voorbeeld:

20 vragen: 10 juist beantwoorden om te slagen
  • 11 juist: mag 3 fouten maken en nog steeds geslaagd. Totaal invullen = 14
  • 12 juist: mag 6 fouten maken en nog steeds geslaagd. Totaal invullen = 18

Deze methode maximaliseert je winst. Immers, wanneer je er 16 invult en je bent al geslaagd, maken die extra twee antwoorden niet meer uit. Wanneer je al gebuisd bent, kunnen ze een extra punt betekenen.

Berekend op 60 vragen betekent dit dat je idealiter 46 vragen invult. Wanneer je minder zeker bent, kan je gaan voor 42. Wanneer je er meer weet, kan je gaan voor 50. Deze aantallen dien je te verdelen over de aparte onderdelen (zie verder).

BIJ TWIJFEL TUSSEN TWEE ANTWOORDEN, ALTIJD GOKKEN!!!!! Statistisch gezien heb je erg veel kans op winst.

Vragen en antwoorden

Je hebt niet erg veel tijd op het examen. GA NIET telkens je antwoorden NALEZEN. Dit zal je alleen maar aan het twijfelen brengen. Ga eerder de vragen die je opengelaten hebt opnieuw lezen en kijk of je hier nog een vraag van kan oplossen.
Vaak helpt het om de ANTWOORDEN AF TE DEKKEN en dus eerst het juiste antwoord zelf te bedenken. Op deze manier ben je verplicht actief te redeneren in plaats van de oplossing passief te herkennen.
Deze manier van werken is vooral nuttig voor studenten die gemakkelijk aan het twijfelen gebracht worden en is niet altijd toepasbaar. Indien deze strategie niet mogelijk is, ga dan over tot het bekijken van de verschillende antwoorden. Als het eerste het juiste lijkt, ga dan toch nog de andere antwoordmogelijkheden na. Het is immers mogelijk dat wat op het eerste ogenblik correct leek, nadien toch niet het meest volledige of het meest juiste antwoord was. Het is dus belangrijk dat je van de verschillende antwoordalternatieven weet waarom ze juist of fout zijn.
Ga er van uit dat er GEEN ENKEL WOORD OVERBODIG is in de vraagstelling – elk woord is bepalend voor een juiste oplossing. Let bij elke vraag goed op bepaalde woorden zoals altijd, nooit, het meest, het minst... Let bij oefeningen op in welke eenheid het antwoord moet staan (bv. in % of in kans). Zo kunnen er bij meerkeuzevragen veel fouten vermeden worden.
In de antwoorden is er meestal 1 antwoord dat je vrij snel kan schrappen, de overige 2 foutieve antwoorden, de ‘VERLEIDERS’, zijn moeilijker te schrappen. Wees hier alert voor en laat je hier niet door vangen.
Weet dat je goed door moet werken, maar jaag jezelf niet op. Je kan je thuis eens timen voor een oefening, de meeste studenten gebruiken minder tijd dan ze denken! Het is door het stressen dat je fouten maakt en tijd verliest.
Houd voor ogen: je hebt hard gewerkt en kan niet meer doen dan je best. Stress blokkeert, dus focus op dingen die je helpen.