zaterdag 21 december 2013

Verzet tegen onderwijsbeleid van Pascal Smet onderbouwd met PISA resultaten

Onderwijs en alle ermee gerelatereerde trainingen is – voor ons allen en zeker voor REBUS Studiecoaching – van existentiële betekenis.
Onderwijs, het voorbereiden van de volgende generatie op een wereld die er vast niet eenvoudiger op wordt, is altijd en voor iedereen een opgave van primordiaal belang. Maar voor ons, hier in België/Vlaanderen, geldt dit nog meer dan elders. Wij hebben geen grondstoffen, geen energie (en kom nu niet af met wind of zon!) en zelfs onvoldoende landbouwgrond. Wij hebben niets dan… mensen. Die mensen zijn bovendien gewend aan een levensstandaard die we – zonder met de cijfers te moeten knoeien – bij de hoogste in de wereld kunnen rekenen. We willen dat natuurlijk niet zien, maar zelfs onze ‘armen’ zijn minder arm dan elders.
We hebben er dus alle belang bij, deze – op zich al instabiele – toestand te handhaven. Dat kunnen we enkel door producten en diensten aan te bieden waarvoor de wereld bereid is goed te betalen. En dat lukt wederom alleen met een beter dan normaal gekwalificeerde actieve bevolking. Daarom is een onderwijs dat ‘maar’ zo goed is als bij de buren voor ons totaal onvoldoende.

Hoe staat het met ons onderwijs?


De resultaten van de PISA studie 2012 werden onlangs bekend gemaakt. Daarbij werden de vaardigheden van vijftienjarigen – zoals gewoonlijk –  op drie gebieden gemeten: wiskunde, lezen en wetenschappen (natuurkunde – scheikunde). Kijken we eerst eens naar de wereldwijde resultaten. Ik gebruik hier het OECD document.
Wij landen voor wiskunde op plaats 15, voor lezen op 18 en voor wetenschappen op 24 van 65 deelnemende landen. Dus, gemeten aan onze behoeften zoals in de inleiding geformuleerd: ver van goed genoeg. Yves Desmet komt in De Morgen van 4 december tot een heel andere conclusie: Laten we beginnen met het goede nieuws: we zitten bij de absolute Europese top inzake wiskundeonderwijs, bij de subtop in leesvaardigheid en als middenmoter in wetenschappen hoeven we ons ook niet te schamen”. Hoe kan dat nu? Hiervoor zijn twee redenen.
Ten eerste baseert mijnheer Desmet zich op de Vlaamse resultaten, en die zijn inderdaad significant beter dan de Belgische. Het onderwijs van de Franse gemeenschap trekt ons gemiddelde fors omlaag. Vlaanderen komt voor wiskunde op rang 10, voor lezen eveneens op 10 en voor wetenschappen op 18. Maar het zal mijnheer Desmet toch al wel opgevallen zijn dat Vlaanderen geen onafhankelijke staat is, en ik geloof ook niet dat hij daarvoor ernstig ijvert. Verder hanteert hij nogal eigenaardige maatstaven. Als volledig op export aangewezen (Vlaamse?) natie hoeven wij ons over plaats 18 op 65 voor wetenschappen nog geen grote zorgen te maken vindt hij. Moest het hier echter over voetbal of wielrennen gaan, en die zijn voor ons economisch overleven toch werkelijk onbelangrijk, dan zou het kot te klein zijn!
Vlaamse nationalisten moeten een beetje voorzichtig zijn alvorens hier snelle en vooral luide conclusies te trekken, want natuurlijk is ook Vlaanderen sinds 2003 alarmerend achteruit gegaan. De score voor wiskunde donderde van 531 naar 518. Dat baart de heer hoofdredacteur echter duidelijk minder zorgen dan de grote ongelijkheid die hij in ons onderwijs vaststelt. Gelijkheid  is vooral bij  jonge migranten  hét probleem, dus óns probleem, zo meent hij.  Wel, we zullen zien.
Daar we voorlopig echter, mede dank zij de onverdroten inspanningen van de heer Desmet, wel verder in een unitair Belgisch economisch solidair bestel zullen leven, acht ik het toch maar beter voor onze analyse ook de Belgische cijfers te hanteren. Die worden vooral alarmerend als we de evolutie sinds 2003 bekijken. Hier ziet U de rangen die we in de verschillende secties in de jaren 2003 en 2012 konden innemen:
Plaats van België in de rangschikking
 20032012
Wiskunde815
Lezen1118
Wetenschappen1424

Het is duidelijk dat we niet langer werkeloos kunnen toezien: hier is handelen noodzakelijk: leg de lat hoger! Alleen: wat doen? Welke parameters bepalen de kwaliteit van het onderwijs? Aan welke knoppen kunnen we draaien?

Zijn het de centen die mankeren?

Het eerste waar we aan denken (hoe raar toch!) is geld. Een rijkere maatschappij zal zich wel een beter onderwijs kunnen veroorloven. Want we weten het allemaal: het is de schuld van ’t kapitaal! Dat dachten ze bij The Guardian ook, en daar komt het volgend plaatje vandaan.

Ze hebben de wiskunde scores van die 65 landen uitgezet tegen het bruto binnenlands product per capita.
Het resultaat is een sterrenhemel. Ze hebben er wel een trendlijn doorgetrokken, maar daar zijn ofwel sterke zenuwen voor nodig of een overweldigend ideologisch geloof. Hier is gegarandeerd geen statistisch significant verband te zien, wat nog niet betekent dat er geen verband is. In de rand bemerkt: de sociologen benaderen dergelijke ‘wolken’ veel minder schroomvol dan de exacte wetenschappen, wat nogal eens tot miskleunen leidt.
Als we zo’n sterrenhemel zien kan dat ofwel aan zeer onnauwkeurige metingen liggen ofwel daaraan dat de grootheid die we bekijken niet of niet alleen van de parameter onder observatie afhangt. Er kan nog wel een afhankelijkheid zijn, maar dan een ondergeschikte en in geen geval DE dominante.
Ik heb nog een andere piste gevonden om deze vraagstelling te onderzoeken, namelijk bij onze Oosterburen. De Duitse Bondsrepubliek (BRD) bestaat uit 16 Bundesländer. We kunnen ervan uitgaan dat daar, hoewel er duidelijke verschillen in welvaart zijn, toch verder ongeveer gelijke condities heersen. Daar krijgen we misschien een duidelijker beeld. De PISA resultaten daarvan zijn apart gerapporteerd.  Het pro capita beschikbaar inkomen vinden we bij het Statistisches Bundesamt.

Hier zien we al een veel beter verband hoewel ik hier, met een correlatiecoëfficiënt van -0,325 ook nog geen vergaande conclusies uit zou durven trekken. Bovendien schijnt hier een dalend verband te zijn, dus: meer geld, slechter onderwijs. En ten slotte betekent correlatie nog lang geen causaliteit. Het kan best zijn dat een derde grootheid, die we hier niet zien, zowel PISA-score als inkomen beïnvloedt. Dat ligt hier voor de hand, daar de sterke presteerders de ‘nieuwe’ Bundesländer zijn.

We kunnen nu echter wel concluderen: de centen zijn het waarschijnlijk niet! Anders hadden we dat in de BRD duidelijk moeten zien. Maar wat is het dan wel?

Is er iets fout met de tijdsgeest?


Sommige meer conservatief ingestelde mensen denken dat de tijdsgeest met zijn postmoderne waarden de oorzaak van ons duidelijk verval is. Die waarden zijn:
  • Gelijkheid (bijna ten koste van alles)
  • Gerechtigheid
  • Mensenrechten
  • Pseudo-religieuze benadering van de milieu- en klimaatproblematiek.
  • Overweldigende aandacht voor het collectief: leven, werken en evalueren in groep.
  • Regeldrift.
  • Als er iets misgaat is niet het individu schuldig maar de maatschappij.
  • Afwaardering van de discipline.
  • Etc.
Dit is geen echt goede en zeker een zeer onvolledige beschrijving, maar U begrijpt wat ik bedoel.
Misschien moeten we deze hypothese toch minstens eens testen.
Maar hoe kunnen we de invloed van het postmodern gedachtegoed meten? Bij ons is dat vrijwel onmogelijk, maar in de BRD zie ik een piste. Daar hebben die Bundesländer namelijk een Landtag, een parlement, en daarvan kennen we de samenstelling. Maar welke partij moeten we nu meer of minder met die ‘progressieve’ postmoderne waarden associëren? Vanuit mijn – nogal brede – Duitse ervaring denk ik: de SPD (de Duitse socialisten) en Grün.
Dat heeft merkwaardig genoeg met ‘links’ en ‘rechts’ weinig te doen. De werkelijk linkse partij in de BRD is ‘die Linke’, maar die houden zich met het postmoderne welbehagen niet bezig. Natuurlijk is dit een zeer grove en wetenschappelijk moeilijk verdedigbare indeling, want er zijn bij de SPD gegarandeerd mensen die behoorlijk conservatief zijn, en ook bij de CDU zijn er zeker links en rechts postmoderne tendensen. We hebben hier dus hoogstens een indicatie. Maar kijken we eens wat er uit komt. We tellen de zetels van SPD en Grün in die Länderparlementen samen, bepalen het % van hun representatie in die parlementen en correleren dat met de PISA-score Wiskunde. De 16 Länder zijn door de rode ruiten gerepresenteerd.

Met een correlatiecoëfficiënt van 0,81 is dat natuurlijk geen bomvrije bewijsvoering, maar vrij behoorlijk. Veel beter dan die sterrenhemel van daarnet is het in ieder geval. Het is ook opmerkelijk dat de twee besten, links in de grafiek dus, een oud én een nieuw Bundesland zijn (Bayern en Thüringen).
Hier is gegarandeerd ‘iets aan’. Hoe kan men dit interpreteren? De samenstelling van die parlementen zal de PISA-score – denk ik – in geen geval significant beïnvloeden. Maar ze is wel een vrij goede indicator voor de meer of minder prominente aanwezigheid van het postmodern gedachtegoed in het betreffend land.
Ik heb daar later ook de Belgische (Vlaamse en Franstalige) gemeenschappen volgens dezelfde criteria mee ingetekend (zwarte vierkanten). Het is opmerkenswaardig hoe goed onze gemeenschappen in het model van de Duitse Länder passen.
Hier lijken we toch een bevestiging voor onze hypothese te vinden die te hard is om zonder meer te negeren.

Overweldigende nadruk op gelijkheid


Kunnen we nog andere aanwijzingen vinden? Het meest relevante element van de postmoderne waarden is de overweldigende nadruk op gelijkheid. Er wordt nogal eens beweerd dat die bestaat in gevallen waar het duidelijk niet zo is. En waar ze niet bestaat moet ze afgedwongen worden, ten koste van alles.
Nu rapporteert de OECD niet enkel de gemiddelde PISA-score, maar ook het percentage uitzonderlijke presteerders, dus leerlingen die in de zogenaamde categorie 5 en 6 vallen. Als we nu eens kijken naar het verband tussen dat getal en de gemiddelde PISA score zien we het volgende:

Hier hoeven we geen trendlijn in te tekenen; de data doen dat zelf. Het kan ook nauwelijks verwonderen dat een hoge gemiddelde score enkel kan bereikt worden als er een groot aantal leerlingen ver boven het gemiddelde presteren. De toplanden hebben ook – zo blijkt uit de statistiek – hun aandeel zwakke presteerders. Daardoor hebben ze dus een veel grotere ‘ongelijkheid’ dan wij. De bovenstaande grafiek beeldt dus ook de invloed van de ongelijkheid op de gemiddelde score af, en die is duidelijk nogal sterk. Dat botst natuurlijk met de hedendaagse gelijkheidswaan.
Indien nivellering kon worden bereikt door de slechte presteerders op te krikken, eventueel ten koste van een kleine daling bij de topperformers, dan zou dat, ook voor mij, niet alleen acceptabel maar zelfs wenselijk zijn. Maar zo werkt dat in de realiteit niet. Nivellering kan enkel naar onder bereikt worden, en daarmee zijn we bij ons al tientallen jaren vlijtig bezig. De toplanden hebben dat begrepen, en ze accepteren enige ongelijkheid, ten bate van het gemiddeld niveau. Ook de communistische Chinezen doen dat. Ze weten namelijk dat hun volk met de 300.000 uitstekend opgeleide ingenieurs die ze ieder jaar afleveren veel beter bediend is dan met een beetje illusie van gelijkheid. Ik zegde het toch al: het heeft met ‘links’ of ‘rechts’ niets te maken. Met realiteitszin des te meer!

Wie voor de klas staat, moet zwijgen


Het feit dat we aan een gevaarlijk tempo terrein verliezen zou ons een indicatie moeten geven dat we niet goed bezig zijn, en misschien zelfs het een en ander aan vroegere veranderingen terug moeten draaien. Dat zal niet gebeuren. Onze ‘experten’ menen dat de remedie eerder te zoeken is bij ‘meer van hetzelfde’, wat nogal dwaas is in de gegeven situatie maar blijkbaar niet te vermijden. Naar de leraars, die al bang zitten te wachten op de volgende ‘grote’ hervorming, wordt niet geluisterd.
Iemand die ooit voor een klas heeft gestaan schijnt bij ons automatisch de competentie te verliezen om over onderwijs mee te praten. Die remmen alleen maar (nogal begrijpelijk) en worden dus bij voorkeur voor voldongen feiten gesteld.
En als het nu toch maar eens alleen de socialisten waren. Onlangs hield ik een lezing over dit thema. Na afloop werd me gevraagd: “Waar is dan nog wel goed onderwijs?”. Ik wees op mijn PISA-slide en zegde: “dat hebben we toch gezien: in China en Zuid Korea.” Daarop kwam, met bevende stem: “Ja, maar de mensenrechten!” De man is directeur van een katholieke school… Ook de uitlatingen van mevrouw van Hecke zijn weinig hoopgevend. Ik hoor pedagogen (maar natuurlijk zulke die niet voor een klas staan) over het Chinese model zeggen dat het (zoals het onze vroeger ook) toch al te zeer op de leraar gefocust is. Het is ze niet ‘inclusief’ genoeg. Daarheen willen ze in geen geval terug.
We zullen dus nog wel enkele jaren verder naar beneden donderen. Het is alleen maar te hopen dat we onze ‘machine’ dan nog tijdig kunnen optrekken. Zeker is dat allerminst.
Voor mijnheer Desmet, met zijn geruststellende woorden en zijn sociale bewogenheid heb ik hier, naast mijn dank, nog een Shakespeare-parafrase, zoals ze die in het ASO bij ons niet meer leren: There are more things in heaven and earth, Yves, than are dreamt of in your philosophy.

Gerard De Beuckelaer, ingenieur, oud internationaal topmanager; hij werkte intensief samen met universiteiten (voor zowel onderzoek als onderwijs) en gaf zelf les als gastdocent aan MIT, TU Munchen, Cambridge en UCLouvain.

De opinie uitgedrukt in dit artikel is enkel deze van de auteur.
We waarderen alle kritiek en suggesties. Stuur ons gerust een e-mail met uwbemerkingen, extra feiten en uw voorstellen.

Vinden jullie dit een goed artikel? Laat het ons weten via REBUS, Facebook, Twitter of Google+

vrijdag 20 december 2013

Het 'Toekomstatelier' bewijst dat studiecoaching zelfs al op jonge leeftijd mogelijk is

In de recentste aflevering van Koppen zagen we een reportage over het Toekomstatelier. Een project dat aan de Brusselse jongeren wil laten zien welke hun toekomstmogelijkheden zijn. Zo laten ze kinderen bijvoorbeeld een dag proeven van hoe het voelt om advocaat of arts te zijn, of krijgen ze een namiddag les van Guy Verhofstadt en Dirk Sterckx over de werking van het Europees Parlement, of krijgen ze een introductie tot de journalistiek. Het komt er telkens op neer ze te laten proeven van domeinen waar ze normaal gezien maar moeilijk mee in aanraking kunnen komen, en dit telkens onder de begeleiding van experten uit het domein. De bedoeling van dit project is om meer Brusselse jongeren een diploma te laten halen en zo iets te doen aan de torenhoge jeugdwerkloosheid in die regio. De Brusselse regio wordt namelijk gekenmerkt door een grote vraag naar hooggeschoolde werknemers of laaggeschoolden met meertalige competenties.

Hier bij REBUS Studiecoaching, waar we ook al jaren onze schouders zetten onder het motiveren van studenten en hen helpen met allerhande moeilijkheden tijdens hun studietraject, kunnen we dit project niet anders dan toejuichen. Een sterk staaltje van langetermijndenken en een creatieve visie op studiecoaching!

De reportage kun je hier herbekijken: http://www.deredactie.be/permalink/2.31144?video=1.1810656


Over de auteur: Alexander Vandecaveye is afgestudeerd als Bachelor in de Geografie en Master in de Wijsbegeerte en werkt momenteel als studiecoach en social media expert voor REBUS.

Wil je graag reageren in verband met dit artikel? Dit kan via email, Website, Facebook, Twitter, Google+ of onderaan deze blogpost.

dinsdag 17 december 2013

Individueel onderwijs: hoe ziet dat eruit binnen 5 jaar volgens IBM




Studenten zullen al hun huis- en leeswerk maken op tablet en/of Pc. Ook hun testen zullen online gebeuren. Door de intrede van "Big Data" zal het mogelijk worden om de studenten permanent en continue op te volgen en te evalueren. Bij REBUS krijgen de studenten nu al een evaluatie na elke lesafspraak.
Vinden jullie dit een goede evolutie? Laat het ons weten via REBUS, Facebook, Twitter of Google+

Eureka Van Rebus

dinsdag 10 december 2013

Afschaffen van de giscorrectie: Moet een student zich nu anders voorbereiden op toelatingsexamen geneeskunde?

Giscorrectie als verbetermethode vervangen door 'standard setting' - waarbij je geen punten meer verliest door verkeerd te antwoorden - maakt multiple-choice-examens niet eerlijker. Dat hebben doctoraalstudent Thomas Demoor en prof. Joris Walraevens van Universiteit Gent berekend. Ze geven tekst en uitleg.

www.rebus.be


De Gentse Universiteit schrapt vanaf volgend academiejaar de giscorrectie als verbetermethode bij meerkeuzevragen. Bij meerkeuzevragen bestaat er altijd het risico dat studenten een vraag juist beantwoorden door te gissen. Tot nu werd dat gecorrigeerd door giscorrectie waarbij voor elk fout antwoord een deel van de punten werd afgetrokken. Universiteit Gent vervangt dit vanaf volgend najaar door het principe van ‘standard setting’, waarbij studenten geen punten meer verliezen als ze een meerkeuzevraag verkeerd beantwoorden, maar wel meer dan de helft van de vragen juist moeten beantwoorden om te slagen voor het examen. De nieuwe verbetermethode moet examens met meerkeuzevragen eerlijker maken. Standard setting elimineert immers het nadeel dat risicoschuwe studenten ondervinden bij giscorrectie omdat zij niet durven gokken ook al weten ze het antwoord bijna zeker. Maar ook die verbetermethode bevat oneerlijke aspecten.

Toelatingsexamen arts-tandarts
Ook voor het ingangsexamen geneeskunde wordt gewerkt met multiple choice vragen en een giscorrectie. Ook bij de toelatingsproef vreest met dan de giscorrectie de goede studenten niet bevoordeeld. Voorlopig blijft daar het bestaande systeem gehandhaafd.


Standard setting methode
Standard setting verplicht alle studenten te gokken op vragen waarvan ze het antwoord niet weten (vragen blanco laten heeft immers geen zin meer) en evalueert ze rekening houdend met de extra punten die dat gokken verwacht op te leveren. Maar bij gokken kan de effectieve winst natuurlijk flink verschillen van de verwachte winst. Onze berekeningen, van de vakgroep Telecommunicatie en Informatieverwerking van de Universiteit Gent, tonen aan dat standard setting tot een toegenomen variabiliteit (willekeur) leidt tussen studenten die gelijkwaardige prestaties leveren want hun eindcijfers liggen mogelijk ver uit elkaar. Voor een examen met standard setting, 20 vragen en 4 opties per vraag is meer dan de helft (53%) van de studenten die 10 vragen zeker weet en er dan 10 verplicht gokt niet geslaagd omdat ze bij het gokken uit de resterende 10 vragen minder dan de benodigde 3 lucky shots hebben, evenals 30% van de studenten die 11 vragen zeker weten en zelfs nog 10% van studenten die er 12 zeker weten. Giscorrectie benadeelt misschien wel de risicoschuwe student, maar standard setting benadeelt willekeurig een student.

Geluk beïnvloedt resultaat
Een van de voordelen van standard setting is dat het relatief eenvoudig uit te leggen is. Er worden geen punten meer afgetrokken voor foutieve antwoorden zoals bij giscorrectie, maar de studenten moeten meer vragen (de cesuur genoemd) juist beantwoorden om te slagen en een examencijfer van 10/20 of meer te krijgen. Bijvoorbeeld, voor een examen met 20 meerkeuzevragen met telkens 5 antwoordmogelijkheden, moet de student 12 van de 20 vragen juist beantwoorden om te slagen. De student behaalt dan het examencijfer 10/20. De andere examencijfers worden proportioneel berekend. De cesuur wordt zo bepaald dat de kans dat een student slaagt door volledig te gissen even groot is bij giscorrectie als bij standard setting.

De beslissing van de Raad van Bestuur van Universiteit Gent werd kracht bijgezet door eigen simulaties door statistici over slaagkansen. Bij deze simulaties werd er echter uitgegaan van de veronderstelling dat de student bij giscorrectie alle vragen beantwoordt (en dus gokt bij alle vragen waarop hij het antwoord niet zeker weet). We willen in dit artikel aantonen dat als we deze 'onrealistische' aanname laten vallen enkele nadelen van standard setting blootgelegd worden.

Het grote probleem van standard setting is dat men de student verplicht te gokken in plaats van de student de mogelijkheid te bieden vragen niet te beantwoorden. In de praktijk zal de student bij een multiple-choice examen met giscorrectie eerst alle vragen die hij/zij zeker weet invullen en dan de situatie overschouwen om eventueel te gokken. De student kan echter opteren om vragen blanco te laten terwijl bij standard setting hij/zij verplicht wordt te gokken op alle resterende vragen en men dan verwacht dat bij dat gokken de student het aantal punten sprokkelt dat gemiddeld te verwachten valt. Dat kan tegenvallen.

De helft (of meer) van de antwoorden correct gekend maar toch niet geslaagd?

We voeren volgende notatie in: het aantal vragen N, het aantal opties n, de cesuur c. Verder benoemen we met z de correcte zekerheden (vragen waarvan de student het juiste antwoord kent) en het uiteindelijk aantal behaalde punten (vóór het herschalen) met p.

Laat ons, om de zaken wat concreter te maken, eerst focussen op het geval waar studenten bij giscorrectie geslaagd zijn als ze niet gokken op de resterende vragen maar bij standard setting toch een kans hebben om niet te slagen omdat ze pech hebben bij het verplicht gokken. Beschouw daarom een student die z antwoorden zeker weet maar helaas is dat aantal kleiner dan de cesuur (dus z<c). Hij/zij moet dus op de resterende N-z vragen gokken en hopen minstens c-z keer geluk te hebben. Zijn kans om niet geslaagd te zijn kunnen we bepalen als


In tabel 1 ziet u deze kans voor N=20 vragen. We ronden af tot op twee cijfers na de komma. De rijen corresponderen met verschillende waarden voor het aantal opties n en de kolommen met het aantal correcte zekerheden z. Links is de cesuur telkens aangegeven, en een * duidt aan dat de student niet meer kan falen omdat z groter dan of gelijk aan c is. Bij giscorrectie en het blanco laten van de resterende vragen is de student geslaagd vanaf 10 dus rechts van de dubbele verticale lijn.



Bij standard setting voor n=5 en z=11 is er 13% kans dat de student op alle 9 gokken pech heeft en dus de cesuur niet haalt. Van de studenten met z=10 is 38% niet geslaagd. Deze waarden zijn duidelijk niet verwaarloosbaar. Van de studenten die ook bij het systeem met giscorrectie enkel zouden kunnen slagen door te gokken heb je voor z=9 dat 62% niet slaagt omdat ze minder dan 3 keer correct gokken uit de resterende 11 vragen (38% heeft dus geluk met het gokken), voor z=8 is dit 79% en voor z=7 is dit 90%.

Met minder opties per vraag worden de zaken beter (voor de student) omdat de kans dat hij/zij verkeerd gokt dan natuurlijk kleiner is maar ook slechter omdat de cesuur toeneemt. Het geval n=4 is wel extra ongelukkig als de cesuur naar boven afgerond wordt (wat we hier aannemen). De cesuur komt dan op 13 te liggen. Voor een examen met N=20 vragen en n=4 opties is meer dan de helft (53%) van de studenten met z=10 niet geslaagd omdat ze bij het gokken uit de resterende 10 vragen minder dan de benodigde 3 lucky shots hebben, evenals 30% van die met z=11 en zelfs nog 10% van die met z=12.

Tabel 2 beschrijft de gelijkaardige situatie voor N=40 vragen. De conclusies die we hieruit kunnen trekken liggen in dezelfde lijn als bij N=20. Bij n=5 opties hebben studenten met z=23 zekerheden 2% kans om bij hun resterende 17 gokken altijd pech te hebben en dus de cesuur c=24 niet te halen. Voor de student die maar de helft van de vragen zeker weet is de kans om uit de resterende 20 vragen minder dan 4 keer juist te gokken 41%. Bij n=3 en z=22 haalt ongeveer een op vier niet de benodigde cesuur c=27.



Samengevat, bij giscorrectie kan de student die minstens de helft van de vragen zeker weet (maar minder dan de cesuur) en niet meer gokt, zeker zijn geslaagd te zijn. Bij standard setting, waar de student op de resterende vragen verplicht gokt, kan hij/zij verwachten geslaagd te zijn maar dat is verre van zeker.

Ook voor hogere scores wordt de relatieve ordening overhoop gegooid.

Niet enkel voor het al dan niet slagen is er een impact. Neem twee studenten die, bij N=20, n=5, zeker zijn van z=13 antwoorden (meer dan de cesuur c=12). Zij spelen beiden het gokspel met de resterende 7 vragen waarbij men verwacht dat ze beiden gemiddeld 1,4 punten extra behalen. Niet alleen is dit een onhaalbare score (geen geheel getal), maar student 1 kan bijvoorbeeld ook vier keer goed gokken en student 2 maar één keer waardoor hun eindscores beduidend verschillen.

Maar het kan evengoed net omgekeerd zijn waardoor student 2 plots 'duidelijk' beter bevonden wordt. Bij giscorrectie zouden deze studenten vermoedelijk niet alle resterende 7 vragen gokken en dus veel gelijkaardiger eindtotalen behalen. Omdat er veel meer gegokt wordt bij standard setting dan bij giscorrectie (iedereen gokt verplicht) zal de rangorde van studenten ook willekeuriger zijn.

Een relatieve noot

Een andere veronderstelling bij de simulaties uitgevoerd in opdracht van de Universiteit Gent, die ook hier gemaakt wordt, is dat de student volledig willekeurig gokt tussen de n opties. Het is in de praktijk heel moeilijk om een examen op te stellen waarvoor dit geldt. Dit in rekening brengen zal de willekeur die gepaard gaat met standard setting doen afnemen (ruw gezegd kan je per optie die men kan uitsluiten in de tabellen een rij hoger kijken, mits aanpassen voor de gewijzigde cesuur). Maar de willekeur blijft aanwezig. Trouwens, met giscorrectie is het kunnen uitsluiten van opties ook voordelig omdat gokken dan een positieve verwachte winst oplevert.

Standard setting is bedoeld om de risicoschuwe student, die het antwoord bijna zeker weet maar niet durft antwoorden wegens de giscorrectie, tegen zichzelf te beschermen. Men slaagt in dit opzet doordat de student niet langer baat heeft bij het blanco laten van vragen waarover hij/zij onzeker is. Een neveneffect hiervan is dat gokken de regel wordt, waar ze bij giscorrectie een mogelijkheid was. Dat resulteert in een toegenomen variabiliteit (willekeur) tussen studenten die gelijkwaardige prestaties leveren. Giscorrectie benadeelt misschien wel de risicoschuwe student maar standard setting benadeelt willekeurig een student. Het probleem is inherent aan iedere vorm van multiple-choice-examens, op zo'n examen kan je nu eenmaal gokken. Standard setting lost dit probleem niet op en is, wegens de toegenomen willekeur, niet enkel rozengeur en maneschijn. Studenten kunnen zich dus maar beter goed voorbereiden. Dat kan bij REBUS Studiecoaching.

vrijdag 6 december 2013

Nelson Mandela

"Education is the most powerful weapon which you can use to change the world.” Nelson Mandela

Wij kunnen dit bij REBUS alleen maar onderschrijven. Respect.

RIP Grootse Wereldleider

Rebus studiecoaching

woensdag 4 december 2013

Rebus: "Leg de lat hoger"

Het 'Program for International Student Assessment' (PISA) neemt driejaarlijks, in opdracht van de OESO, een test af bij vijftienjarigen uit alle landen ter wereld. Hierin peilen ze hoe het gesteld is met het onderwijsniveau van deze groep jongeren (er wordt gekozen voor vijftienjarigen omdat in verschillende landen maar een leerplicht geldt tot zestien jaar). De 5.970 Vlaamse studenten die hieraan deelnamen werden onder andere getest op leesvaardigheid, wetenschappelijke geletterdheid en wiskundige geletterdheid. Naar goede traditie scoren de Vlaamse leerlingen wereldwijd heel hoog op deze testen. Zo staan we voor wiskunde tiende in de wereld, voor wetenschappen achttiende en voor leesvaardigheid eveneens tiende. Deze editie scoren we dus opnieuw goede punten, maar toch valt er een verontrustende trend waar te nemen: ondanks dit goede resultaat gaan de Vlaamse studenten er op alle vlakken op achteruit. Zo hebben we in 2013 een gemiddelde score behaald van 531, wat hoog is, maar in 2002 scoorden we nog 554. In de hele wereld zijn het slechts Ijsland, Zweden, Finland en Nieuw-Zeeland die er nog sterker op achteruit gaan dan Vlaanderen.
Pascal Smet (Vlaams minister van onderwijs) ziet hier vooral een argument om zijn onderwijshervorming door te voeren. Zo vertelde hij vandaag in De Morgen: "Ons op de borst kloppen omdat we toch nog hoog op de ranglijst staan, zou totaal misplaatst zijn. Als we het niet hervormen, betalen we binnen een paar jaar de rekening en dan vinden we onszelf misschien zelfs niet meer terug in de middenmoot". Dat Polen en Duitsland, die onlangs hun onderwijs hebben hervormd, als enige twee Europese landen erop vooruitgaan, kan minister Smet als extra argument in de schaal werpen.

Het onderwijs in Vlaanderen zal dus een tandje moeten bijsteken wil het bij de koplopers blijven en wil Vlaanderen zo zijn kenniseconomie in stand houden. Deze problematiek gaat dus verder dan onderwijs alleen. Dat we mogen spreken over een maatschappelijk probleem moge duidelijk zijn. Van deze achteruitgang zullen we op de lange termijn met z'n allen de gevolgen dragen. Het zal er dus op aankomen om als maatschappij na te denken over mogelijke oplossingen hiervoor. Of deze onderwijshervorming van onderwijsminister Smet dan het gezochte antwoord is laten we hier voorlopig in het midden, en zal de toekomst moeten uitwijzen, maar bij REBUS doen we alvast ons best om ook ons steentje bij te dragen. Al reeds 25 jaar streven we ernaar, samen met ons team van lesgevers, om studenten die het moeilijk hebben bij te staan en ondersteuning op maat te bieden. Alle studenten, sterk of minder sterk, kunnen bij ons terecht met al hun studiegerelateerde problemen. Zo zorgen we ervoor dat bij onze studenten het niveau de hoogte in gaat. Deze filosofie wordt dan ook mooi samengevat in onze leuze: "Leg de lat hoger".

Rebus studiebegeleiding Leuven Kortrijk
REBUS Latje

maandag 2 december 2013

Mirakuleuze studietips: How to study in six simple steps!

Verbeter je studiemethode
studeren....
"How to study in six simple steps". Een slogan die iedereen wel vertrouwd in de oren klinkt. De verschillende internetpagina's die dergelijke beloftes maken zijn dan ook legio. De website rond de Dummies-boeken is hier een mooi voorbeeld van. In een kort artikel beloven ze ons dat je met zes simpele tips al over een heel goede studiemethode kunt beschikken en - ja, het wordt nog beter - dat je zelfs studeren leuk gaat beginnen vinden. Maar is dit wel zo makkelijk?


LEREN LEREN

Laten we even een aantal van die tips wat van naderbij bekijken. Zo vinden we bijvoorbeeld als vijfde tip 'leren leren' terug. Hier bij REBUS kunnen we zeker beamen dat een goede studiemethode niet alleen handig is in je studies, maar zelfs cruciaal mag genoemd worden als je toch enige kans op slagen wilt maken en niet over een bovennatuurlijke superintelligentie beschikt (en laten we eerlijk zijn, u en ik vallen niet in deze categorie).

STUDIEPLANNING


Hun "gouden tip" bestaat erin dat je een studieplanning opmaakt. En opnieuw, hier staan we met REBUS volledig achter. Bij heel veel studenten in de eerste bachelor moeten we inderdaad vaststellen dat het hun planning is waar het al voor een groot stuk mank loopt (zo beschikken vele studenten zelfs niet over hun eigen agenda). Tot zover slaan de experten bij Dummies de bal nog juist, maar wat ze nog vergeten te vermelden is hoe men nu zo'n planning dient op te stellen. Uit eigen ervaring weten we hier dat sommige studenten dit tot voor hun hogere studies nog nooit zelfstandig hebben gedaan. Dan is het natuurlijk nog de vraag of een zinnetje die je meegeeft een planning op te stellen je wel in staat stelt effectief over te gaan tot het in mekaar steken van een voldoende solide studieschema.

STUDIESNELHEID


De derde tip is al minstens zo zeer de nagel op de kop, maar tegelijk de vaagheid zelve. Daarin raden ze de naar studietips zoekende student aan om de juiste snelheid te vinden tijdens het studeren. En inderdaad, op zich is dit heel juist, de juiste studiesnelheid hanteren is een noodzakelijke voorwaarde voor wie zijn secuur uitgedokterde studieplanning wil zien slagen. Maar hoe zorg je er voor dat je voor jezelf de juiste snelheid kunt vinden? Wat is die snelheid? Ze raden verder ook aan om per half uur tien minuutjes pauze te nemen, maar is dit wel het meest aangeraden voor iedere student?
De andere tips kunt u zelf eens nalezen, maar u zult (hopelijk) inzien dat deze vooral uitblinken in beknoptheid en meestal te vaag zijn om effectief in de praktijk toe te passen.

STUDIEMETHODE


Enige argwanendheid bij deze mirakel studietips is dus zeker op zijn plaats. Op zich zijn ze zeker en vast juist en kunnen ze handig zijn als ze op de goede manier worden ingepast. Maar het is bij dit laatste waar het schoentje knelt. Iemand die geen goede studiemethode heeft - of erger nog, die helemaal geen methode heeft - zal met deze tips vrijwel niks kunnen aanvangen. Wie echt problemen heeft met zijn studeerwijze is volgens ons best gebaat bij een persoonlijke aanpak. Dit kan dan ook enkel gegarandeerd worden tijdens een professionele en individuele cursus studiemethodiek.


Over de auteur: Alexander Vandecaveye is afgestudeerd als Bachelor in de Geografie en Master in de Wijsbegeerte en werkt momenteel als studiecoach en social media expert voor REBUS.

Wil je graag reageren in verband met dit artikel? Dit kan via email, Website, Facebook, Twitter, Google+ of onderaan deze blogpost.